robuust

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  robuust    (hulp, bestand)
  • IPA: /roˈbyst/
Woordafbreking
  • ro·buust
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘krachtig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
  • van Frans robuste [2][3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen robuustrobuuster(robuustst) *
verbogen robuusterobuustere(robuustste) *
partitief robuustsrobuusters-

Bijvoeglijk naamwoord

robuust

  1. krachtig, stevig gebouwd
Opmerkingen
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest robuust(e)" worden gebruikt.[4][5]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • robuustheid
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord robuust staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.