strook
Nederlands
Woordafbreking
- strook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strook | stroken |
verkleinwoord | strookje | strookjes |
Zelfstandig naamwoord
- (dun) voorwerp waarvan de lengte groot is in vergelijking met de breedte
- in het bijzonder van textiel of papier gemaakt
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- strokenproef, strookbreedte
Vertalingen
1, strook
2. strook stof of papier
Gangbaarheid
- Het woord strook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strook' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "strook" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- strook op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.