binding

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·ding
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van binden met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord binding bindingen
verkleinwoord bindinkje bindinkjes

Zelfstandig naamwoord

binding v

  1. (scheikunde) het minimum in potentiële energie dat bestaat bij een bepaalde onderlinge afstand tussen twee of meer atomen waardoor deze in elkaars nabijheid gehouden worden
    • Chemische bindingen kunnen tussen twee atomen aanwezig zijn, maar zij kunnen ook meer dan twee atomen betreffen. 
  1. (sport) bevestiging van een skischoen op een ski, skibinding
    • Omdat de binding niet op tijd losschoot heeft hij zijn been gebroken. 
  1. contacten, banden
    • De corrupte onderzoeker had bindingen met de industrie. 
    • Deze politieke partij heeft bindingen met de vakbond. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord binding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

    Engels

    Werkwoord

    binding

    1. onvoltooid deelwoord van bind

    Zelfstandig naamwoord

    binding

    1. gerundium van bind
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.