reep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reep    (hulp, bestand)
  • IPA: /rep/
Woordafbreking
  • reep
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘smalle strook’ voor het eerst aangetroffen in 726 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord reep repen
verkleinwoord reepje reepjes

Zelfstandig naamwoord

reep m

  1. een naar verhouding smalle maar lange strook materiaal die ergens van afgesneden of afgebroken is
    • Hij sneed het vlees in kleine reepjes. 
  1. (voeding) in het bijzonder: een langwerpig stuk chocolade
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
repen

reep

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repen
    • Ik reep. 
  2. gebiedende wijs van repen
    • Reep! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repen
    • Reep je? 
Afgeleide begrippen
  • reepgast, reephamer, reeppont, reepschieter, reepsleutel, repen

Gangbaarheid

  • Het woord reep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.