windsel
Nederlands
![](../I/m/WLANL_-_Pachango_-_Allard_Pierson_-_Terracotta_Etruskisch_beeld_van_een_ingebakerde_baby.jpg)
kind ingebakerd in windsels
Woordafbreking
- wind·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | windsel | windsels windselen |
verkleinwoord | windseltje | windseltjes |
Zelfstandig naamwoord
windsel o [2]
- een lap stof die men ergens omheen kan winden
- Kunstenares Ans Markus presenteert dit jaar tijdens de Leerdamse Glasdagen (7 tot en met 9 september) haar kristallen masker met windsels. Het masker met windsels van Markus wordt uitgevoerd in helder kristal, rookgrijs en gematteerd kristal. De kunstenares maakte al eerder een glazen buste met windsels.[3]
- Elk detail herinner ik me: het vlammenwerpermannetje had brandstoftankjes op zijn rug met slangetjes en drukmetertjes, en de Japannertjes hadden van die windsels rond hun onderbeentjes, waar ik uren naar kon kijken. Dat alles in plastic poppetjes niet groter dan mijn pink.[4]
Afgeleide begrippen
- beenwindsel
Gangbaarheid
- Het woord windsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'windsel' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- windsel op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf CAROLIEN VLIETSTRA 08 nov. 2012
- Volkskrant Thomas van Luyn 13 mei 2017
- Volkskrant 9 augustus 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.