gevecht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gevecht (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /χəˈvɛxt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈvɛxt/
Woordafbreking
- ge·vecht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gewapend treffen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- Naamwoord van handeling van vechten met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gevecht | gevechten |
verkleinwoord | gevechtje | gevechtjes |
Zelfstandig naamwoord
gevecht o
- een handgemeen
- Het gevecht tussen de buurmannen was losgebarsten.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een handgemeen
Gangbaarheid
- Het woord gevecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gevecht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.