polemiek
Nederlands
Woordafbreking
- po·le·miek
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘twistgeschrift’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- van het Griekse woord πόλεμέω póleméo, dat oorlog voeren betekent
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | polemiek | polemieken |
verkleinwoord | polemiekje | polemiekjes |
Zelfstandig naamwoord
polemiek v
- een strijd die met woorden wordt gestreden in de media
- Galenus, die begonnen was als arts bij gladiatorenspelen in Pergamum en later in Rome hofarts was geworden van de Romeinse keizers Marcus Aurelius en Commodus, stak zijn mening nooit onder stoelen of banken. „Hij hield van polemiek met zijn ‘incompetente’ rivalen. (Theo Toebosch NRC 30 april 2016)
- Zij sprak van een „absurde polemiek”, waar ze part noch deel aan had. Want al in 1990 stemde de Académie française op verzoek van premier Rocard in met enkele marginale correcties om het grote aantal uitzonderingen in de taal terug te brengen. De correcties zijn facultatief. (Peter Vermaas NRC 6 februari 2016)
Gangbaarheid
- Het woord polemiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'polemiek' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.