spant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spant
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘balk tegen de nok’ voor het eerst aangetroffen in 1662 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spant spanten
verkleinwoord spantje spantjes

Zelfstandig naamwoord

spant o [3]

  1. (bouwkunde) spar in een dakconstructie, een dakspar of dakspant
  2. (scheepvaart) gebogen onderdeel in een romp die loodrecht op de lengte is aangebracht en voor het dwarsverband zorgt
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • spantrib
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Werkwoord

vervoeging van
spannen

spant

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spannen
    • Jij spant. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spannen
    • Hij spant. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van spannen
    • Spant! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.