kerstboom
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerstboom (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈkɛrsd.bom/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrsd.bom/
- (Limburg): /ˈkɛrz.bom/
Woordafbreking
- kerst·boom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerst en boom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstboom | kerstbomen |
verkleinwoord | kerstboompje | kerstboompjes |
Zelfstandig naamwoord
kerstboom m
- een rond Kerstmis opgestelde naaldboom met allerlei versieringen
- Bijna iedereen heeft met Kerstmis een kerstboom in de huiskamer staan.
Vertalingen
1. een rond Kerstmis opgestelde naaldboom met allerlei versieringen
|
|
Gangbaarheid
- Het woord kerstboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kerstboom' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.