snuiten
Nederlands
Woordafbreking
- snui·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snuiten |
snoot |
gesnoten |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
snuiten
- overgankelijk door beurtelings de neus samen te knijpen en door de neus te blazen slijm uit de neusholte verwijderen
- het inkorten van de lont van een brandende kaars om het walmen te beperken
Afgeleide begrippen
- [1] snotteren
Verwante begrippen
- [2] knippen
Hyponiemen
- afsnuiten, bijsnuiten, uitsnuiten
Vertalingen
1. door beurtelings de neus samen te knijpen en door de neus te blazen slijm uit de neusholte verwijderen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snuiten |
snuitte |
gesnuit |
zwak -t | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord snuiten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snuiten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.