snuiter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snui·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kwant’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • afgeleid van snuiten met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord snuiter snuiters
verkleinwoord snuitertje snuitertjes

Zelfstandig naamwoord

snuiter m

  1. zonderling
  2. (gereedschap) werktuig lijkend op een schaar om de verbrande pit van kaarsen af te knijpen (de kaars te snuiten)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord snuiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.