snotteren
Nederlands
Woordafbreking
- snot·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit snuiten met het achtervoegsel -er
- afgeleid van snot met het achtervoegsel -eren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snotteren |
snotterde |
gesnotterd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
snotteren
Hyponiemen
- besnotteren
Gangbaarheid
- Het woord snotteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snotteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.