schoonheid
Nederlands
Woordafbreking
- schoon·heid
Woordherkomst en -opbouw
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | schoonheid | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | schoonheid | schoonheden |
verkleinwoord | schoonheidje | schoonheidjes |
Zelfstandig naamwoord
schoonheid v [1]
- de hoedanigheid prachtig en aantrekkelijk te zijn
- iemand (in het bijzonder een vrouw) die schoonheid bezit
Synoniemen
- [1] aantrekkelijkheid, beminnelijkheid, bekoorlijkheid, bevalligheid, innemendheid, liefelijkheid,
Antoniemen
- [1] lelijkheid
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. de hoedanigheid prachtig en aantrekkelijk te zijn
|
|
Gangbaarheid
- Het woord schoonheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schoonheid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.