schielijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schie·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘haastig’ voor het eerst aangetroffen in 1475 [1]
  • afgeleid van schie, (stam van schieën) met het achtervoegsel -lijk [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schielijkschielijkerschielijkst
verbogen schielijkeschielijkereschielijkste
partitief schielijksschielijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

schielijk

  1. verouderend: plotseling
    • Het kantoor werd vorige week zwaar getroffen door het schielijke overlijden van één onzer medewerkers. 
  1. haastig
Afgeleide begrippen
  • schielijkheid
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schielijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.