schub

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schub    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxʏp/
Woordafbreking
  • schub
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plaatje op bv. vissenhuid’ voor het eerst aangetroffen in 1480 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schub schubben
verkleinwoord schubje schubjes

Zelfstandig naamwoord

schub v/m

  1. (biologie) een van meerdere overlappende plaatjes van keratine die aan een kant vastzitten en zo een oppervlak bedekken
    • In de biologische nomenclatuur is een schub een kleine stijve plaat die uit een dierlijke huid steekt om bescherming te bieden. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
schubben

schub

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schubben
    • Ik schub. 
  2. gebiedende wijs van schubben
    • Schub! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schubben
    • Schub je? 

Gangbaarheid

  • Het woord schub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.