roem

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roem
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘lof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1526 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord roem -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

roem m

  1. eer, vermaardheid
  2. (kaartspel) een bonus verkregen wanneer een bepaalde combinatie van kaarten voorhanden is
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • oorlogsroem
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
roemen

roem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roemen
    • Ik roem. 
  2. gebiedende wijs van roemen
    • Roem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roemen
    • Roem je? 

Gangbaarheid

  • Het woord roem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.