lof
Nederlands
Woordafbreking
- lof
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het prijzen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- lof; verwant met lief (afkomstig van het Proto-Indo-Europees *leubh- (verzorgen, verlangen, liefhebben)).
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lof | |
verkleinwoord | lofje | lofjes |
lof o
- iemand of iets prijzen
- korte vorm van de groente witlof
- katholieke plechtigheid
Hyponiemen
- Brussels lof, godlof, groenlof, oorlof, roodlof, verlof (1), witlof, zwangerschapsverlof (1)
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. prijzen
2. groente
Gangbaarheid
- Het woord lof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lof' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.