glorie
Nederlands
Woordafbreking
- glo·rie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘roem, pracht’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Van Latijn gloria (glorie). [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glorie | gloriën glories |
verkleinwoord |
Verwante begrippen
Hyponiemen
- ter meerdere eer en glorie
Afgeleide begrippen
- gloriedag, gloriejaar, gloriemoment, glorieperiode, glorierijk, glorietijd, glorieus, glorievol
Gangbaarheid
- Het woord glorie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'glorie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Middelnederlands
Engels
Zelfstandig naamwoord
glorie
- verouderde spelling of vorm van glory
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.