resonantie
Nederlands
Woordafbreking
- re·so·nan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘het meetrillen’ voor het eerst aangetroffen in 1502 [1]
- Afgeleid van resoneren met het achtervoegsel -antie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | resonantie | resonanties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
resonantie v
- het afstemmen op een zender bij een kristalontvanger gebeurt met een afstemkring die in resonantie is met de zendfrequentie
Hyponiemen
- bioresonantie, elektronspinresonantie, ferroresonantie, kernspinresonantie, snaarresonantie, stemresonantie, elektrische resonantie
Afgeleide begrippen
- resonantiebodem, resonantiefrequentie, resonantieholte, resonantiekring, resonantiesnaar, resonantietoon, resonantieverschijnselen
Verwante begrippen
- [2] afstemmen, bandbreedte, eigenfrequentie, eigentrilling, filter, harmonische, Helmholtz resonator, klankholte, RLC-circuit
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord resonantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'resonantie' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.