blaag
Nederlands
Woordafbreking
- blaag
Zelfstandig naamwoord
blaag v/m [3]
- een stout en lastig kind
- - Verstappen kreeg na de race een tijdstraf van vijf seconden voor zijn actie en werd daarmee teruggezet naar plek vijf. Lege handen en weer een deukje in zijn reputatie, al zullen vooral zijn criticasters bevestiging hebben gezien voor wat zij al een tijd vinden: enorm talent, maar wat een blaag kan het zijn.[4]
- - Toegegeven, de rente op de kapitaalmarkt is wel eens nóg lager geweest. Maar kijk toch eens naar die Nederlandse dertigjarige staatsobligatie die afloopt in 2037: het rendement van die lening, en dus de rente die wordt gevangen als hij nu zou worden aangeschaft, bedraagt slechts 4 procent. Dat is verbluffend laag, zeker gezien de looptijd van dertig jaar. Zelfs de jonge blaag die nu vers uit de collegebanken aanschuift in de dealingroom van een grote bank is tegen die tijd een grijzende vijftiger geworden, met zijn pensionering al in het vooruitzicht.[5]
Synoniemen
- kwajongen, snotaap, bengel, rekel, dondersteen, kwajongen, rakker, snotjongen, snotneus, vlegel, wijsneus
Gangbaarheid
- Het woord blaag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blaag' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "blaag" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- blaag op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Frank Huiskamp 30 oktober 2016
- NRC Maarten Schinkel 21 oktober 2006
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.