regering

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  regering    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /rə.'χɪː.rɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /rə.'ɣeː.rɪŋ/
    • (Limburg): /re.'ɣeː.rɪŋ(g)/
Woordafbreking
  • re·ge·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van regeren met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord regering regeringen
verkleinwoord regerinkje regerinkjes

Zelfstandig naamwoord

regering v

  1. (regering) een groep van personen die een land bestuurt, specifiek het staatshoofd en alle ministers
    • De regering van België heeft het zwaar te verduren gekregen met de economische crisis van het afgelopen jaar. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • militaire regering
een regering, die gevormd is door hohe militairen, een junta
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord regering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  regering    (hulp, bestand)
  • IPA: / rejẹ:riŋ /
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelnedederduitse zelfstandige naamwoord regéringe, verwant met het Duitse zelfstandige naamwoord Regierung
  • Zweeds zelfstandig naamwoord met het achtervoegsel -ing
Naar frequentie 3377
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   regering     regeringen     regeringar     regeringarna  
genitief   regerings     regeringens     regeringars     regeringarnas  

Zelfstandig naamwoord

regering, g

  1. (regering) kabinet, regering
  1. «Regeringen måste ta första steget.»
    De regering moet de eerste stap zetten.
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
  • regera

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.