gouvernement
Nederlands
Woordafbreking
- gou·ver·ne·ment
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans gouvernement, in de betekenis van ‘regering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1646 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gouvernement | gouvernementen |
verkleinwoord | gouvernementje | gouvernementjes |
Zelfstandig naamwoord
gouvernement o
- een groep personen die een land bestuurt
- Het gouvernement van België heeft het zwaar te verduren gekregen met de economische crisis van het afgelopen jaar.
Gangbaarheid
- Het woord gouvernement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gouvernement' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- Geluid: gouvernement (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
- Komt oorspronkelijk van het Oudgrieks, waar Plato
als eerste het woord κυβερναν (kubernan) "besturen van een schip of kar" als metafoor gebruikte om het besturen van mensen aan te duiden. Dit leidde tot het Latijne gubernare en het afgeleide gubernantia. Het Franse gouvernance werd in de 13de eeuw voor het eerst gebruikt als equivalent van het huidige 'gouvernement "kunst of wijze van besturen". Het Griekse κυβερναν is ook terug te vinden in het prefix 'cyber', zoals in cybernetica "het besturen van systemen".
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
gouvernement | le gouvernement | gouvernements | les gouvernements |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.