regelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schikken, inrichten’ voor het eerst aangetroffen in 1522 [1]
  • Afgeleid van regel met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
regelen
regelde
geregeld
zwak -d volledig

Werkwoord

regelen

  1. zorgen dat een gewenste effect bereikt wordt
    • Piet zal regelen dat de boot om 13.30 uur aankomt. 
Verwante begrippen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • regeltrouw
  • regeltucht
  • regelventiel
  • regelverdichting
  • regelvrij
  • regelweerstand
  • regelwijzer
  • regelzucht
  • regelloos
  • regellucht
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

regelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord regel

Gangbaarheid

  • Het woord regelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • re·ge·len

Zelfstandig naamwoord

regelen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van regel
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.