organiseren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  organiseren    (hulp, bestand)
    • (Noord-Nederland): /ˌɔrχɑniˈzɪːrə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌɔrɣɑniˈzeːrə(n)/
Woordafbreking
  • or·ga·ni·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘regelen’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
  • Ontleend aan het Franse organiser met het achtervoegsel -iseren. Het Middelnederlands kende het woord in de betekenis "orgelspelen" (Latijn organizare). Later ontleende betekenissen zijn achtereenvolgens "van organen/hulpmiddelen voorzien" en "regelen, structureren".
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
organiseren
organiseerde
georganiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

organiseren

  1. overgankelijk een bepaalde structuur aanbrengen
  2. overgankelijk iets, vaak een evenement, tot stand brengen
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord organiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.