inrichten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·rich·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inrichten
richtte in
ingericht
zwak -t volledig

Werkwoord

inrichten

  1. overgankelijk een woning ~: een ruimte geschikt maken voor bewoning met vloerbedekking, behang, huisraad, enzovoort
    • Zij moesten hun huis nog helemaal inrichten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inrichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.