propaganda

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·pa·gan·da
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘reclame’ voor het eerst aangetroffen in 1850 [1]
  • Van het Latijnse gerundium propaganda, van propagare, "voortplanten, uitbreiden".
enkelvoud meervoud
naamwoord propaganda -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

propaganda v/m

  1. (politiek) activiteiten of materiaal gericht op het beïnvloeden van de mening of het gedrag van grote groepen mensen
    • Hij geloofde ze net zomin als de propaganda aan het begin, toen bijvoorbeeld werd beweerd dat de kogels van de moffen zo zacht waren dat ze onder daverend gelach van de Franse regimenten als beurse peren op hun uniform te pletter sloegen. [2] 
    • Hitler gebruikte de Spelen van 1936 als propaganda voor zijn idealen. 
Hyponiemen
  • antipropaganda, gruwelpropaganda, homopropaganda, nazipropaganda, oorlogspropaganda, overheidspropaganda, regeringspropaganda, staatspropaganda, verkiezingspropaganda
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Typische woordcombinaties
  • propaganda maken voor
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord propaganda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
propaganda -

Zelfstandig naamwoord

propaganda

  1. (politiek) propaganda

Turks

Woordafbreking
  • pro·pa·gan·da
enkelvoud meervoud
nominatief   propaganda     propagandalar  
genitief   propagandanın     propagandaların  
datief   propagandaya     propagandalara  
accusatief   propagandayı     propagandaları  
locatief   propagandada     propagandalarda  
ablatief   propagandadan     propagandalardan  

Zelfstandig naamwoord

propaganda

  1. (politiek) propaganda
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.