propagandist
Nederlands
Woordafbreking
- pro·pa·gan·dist
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding propaganda met het achtervoegsel -ist [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | propagandist | propagandisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
propagandist m [2]
- iemand die aanhangers voor een gedachtegoed probeert te winnen
- De SBU maakte later bekend de journaliste in handen te hebben. „De Russische propagandist Koerbatova wordt onder dwang teruggestuurd naar Rusland”, zei een woordvoerster van de dienst op Facebook.[3]
- Een andere lijst vermeldt personen en organisaties die zich 'volksvijandig' opstellen. 'U moet hier denken aan Marxisten, feministen, homoseksualisten, kolonisatie-propagandisten, cultuurafbrekers, et cetera.' Deze lijst wordt bewust apart gehouden van de lijst met Joden. 'Van de Jood, als uitheems organisme, kunnen wij verwachten dat hij zich vijandig opstelt en zich in het openbaar, dan wel in het geniep, inspant voor het verzwakken van het gastvolk.'[4]
Hyponiemen
- hoofdpropagandist
Verwante begrippen
- propagandiste
Gangbaarheid
- Het woord propagandist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'propagandist' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- propagandist op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad 30-08-2017 Oekraïne wil ‘ontvoerde’ journalist uitzetten
- Het Parool BART VAN ZOELEN 29 APRIL 2017 Cidi hekelt 'jodenlijst'op extreemrechtse Altrechts.com
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.