privé
Nederlands
Woordafbreking
- pri·vé
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | privé | privéer | privést |
verbogen | privéere | privéste | |
partitief | privés | privéers | - |
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘particulier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1512 [1]
Bijvoeglijk naamwoord
privé
- alleen predicatief: voor persoonlijk gebruik gereserveerd
- Deze toegang tot het meer is privé.
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. voor persoonlijk gebruik gereserveerd
Gangbaarheid
- Het woord privé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'privé' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | privé | privés |
vrouwelijk | privée | privées |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.