privéreis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  privéreis    (hulp, bestand)
  • IPA: /pri'veˌrɛis/
Woordafbreking
  • pri·vé·reis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord privéreis privéreizen
verkleinwoord privéreisje privéreisjes

Zelfstandig naamwoord

privéreis v/m [1]

  1. een reis die men maakt voor het eigen genoegen en dus niet voor een bedrijf of school
    • Agramunt, die eerder erkende dat hij fout zat en excuses aanbood voor de „privéreis”, mag voortaan geen officiële bezoeken en verklaringen meer afleggen namens de vergadering, zo besloot het parlementsbestuur vrijdag. [2] 
    • Het koninklijk paar, dat voor een privéreis al een week in China verblijft, begint zondag aan het officiële deel van de reis. De Chinese president Xi Jinping ontvangt het koninklijk paar maandag. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord privéreis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.