piloot

Niet te verwarren met: Pilot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·loot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vlieger’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1924 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord piloot piloten
verkleinwoord pilootje pilootjes

Zelfstandig naamwoord

piloot m

  1. (beroep) een bestuurder van een vliegtuig, luchtschip (vliegenier) of race-auto
    • Ruim zes procent van de piloten heeft kortgeleden meegemaakt dat er door twee mensen in de cockpit geslapen wordt. [2] 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord piloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.