perfectum

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·fec·tum
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voltooid tegenwoordige tijd’ voor het eerst aangetroffen in 1638 [1]
  • van het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord perfectum perfecta
perfectums
verkleinwoord perfectumpje perfectumpjes

Zelfstandig naamwoord

perfectum o

  1. (taalkunde) voltooid tegenwoordige tijd
    • Een werkwoord in het perfectum. 

Gangbaarheid

  • Het woord perfectum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Zelfstandig naamwoord

perfectum o

  1. (grammatica) vorm van het werkwoord die in het Latijn zowel de actieve als passieve voltooid tegenwoordige tijd aangeeft
    amavit = hij heeft bemind
Verwante begrippen
Verbuiging

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.