pels
Nederlands
Woordafbreking
- pels
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘vacht’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- van Middelnederlands pelse dat teruggaat op Latijn pellis [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pels | pelzen pelsen |
verkleinwoord | pelsje | pelsjes |
Zelfstandig naamwoord
pels m
- de dichtbehaarde huid van verschillende dieren
- Er wordt momenteel veel gejaagd op de pelzen van verschillende dieren.
Hyponiemen
- vossenpels
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. de dichtbehaarde huid van verschillende dieren
Gangbaarheid
- Het woord pels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pels' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.