bont

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bont    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /bɔnt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /bɔnt/
    • (Limburg): /bɔnt/
Woordafbreking
  • bont
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘veelkleurig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1272 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘pelswerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1300 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bontbonterbontst
verbogen bontebonterebontste
partitief bontsbonters-

Bijvoeglijk naamwoord

bont

  1. met veel verschillende felle kleuren
    • Dat is wel een heel bont schilderij. 
  1. bonte verzameling: een verzameling met heel veel van elkaar verschillende elementen
    • Een bonte verzameling van studenten, medewerkers en ‘fulltime’ actievoerders ageren tegen „het rendementsdenken”. Wat opvalt: de critici zijn behendig in het bespelen van de pers door de inzet van social media. Instrumenten die de mensen in de top van de universiteit amper beheersen.[2] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • iemand bont en blauw slaan
iemand slaan tot deze er blauwe plekken van overhoudt
  • het erg bont maken
zich extreem gedragen, veel te ver gaan
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord bont -
verkleinwoord bontje bontjes

Zelfstandig naamwoord

bont o

  1. dierenhuid met vacht
    • Volgens mij houdt ze eigenlijk niet van bont. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bont staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.