paddenstoel

Een paddenstoel [1]
(Agaricus excellens)
Paddenstoel [2]

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pad·den·stoel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zwam’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
  • samenstelling van pad (amfibie) en stoel met het invoegsel -en- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord paddenstoel paddenstoelen
verkleinwoord paddenstoeltje paddenstoeltjes

Zelfstandig naamwoord

paddenstoel m

  1. vruchtlichaam van een doorgaans onder de grond levende schimmel of zwam
    • We zijn paddenstoelen wezen zoeken. 
  1. bepaald type wegwijzer langs een (Nederlands) voetpad of fietspad
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: als paddenstoelen uit de grond schieten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord paddenstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.