champignon

Champignons.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cham·pig·non
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘paddestoel’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
  • van Frans champignon
enkelvoud meervoud
naamwoord champignon champignons
verkleinwoord champignonnetje champignonnetjes

Zelfstandig naamwoord

champignon m

  1. (voeding), (plantkunde) een eetbare en speciaal gekweekte witte paddenstoel; Agaricus bisporus en Agaricus bitorquis
Synoniemen
  • kampernoelje
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • champignonroomsaus, champignonsaus, champignonsoep, champignonteelt, champignonteler, champignonvoet
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord champignon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

champignon m

  1. paddenstoel
  2. (spreektaal) gaspedaal
  1. «J'ai écrasé le champignon
    Ik gaf plankgas, ik hem hem op zijn staart getrapt (letterlijk: de champignon verpletterd). [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.