overweg
![](../I/m/Spoorwegovergang.jpg)
Een óverweg.
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·weg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van over bw en weg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overweg | overwegen |
verkleinwoord | overweggetje overwegje |
overweggetjes overwegjes |
Zelfstandig naamwoord
óverweg m
- een kruising van een weg met een spoorbaan.
- De overweg was gesloten omdat er een lange goederentrein aankwam.
Vertalingen
1. een kruising van een weg met een spoorbaan
Bijwoord
overwég
- ~ kunnen met: goed kunnen opschieten met iemand.
- Nadien konden zij een stuk beter met elkaar overweg.
Gangbaarheid
- Het woord overweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'overweg' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.