pep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pep    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pep
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘energie’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pep
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pep m [3]

  1. energie, veerkracht, fut, pit, vuur
    • Hij had geen pep meer om uit zijn bed te komen toen hij zag wat voor een slecht weer het was. 
  1. (farmacologie) amfetamine
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord pep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.