onthutsen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
onthutsingonthutsend
-onthutst
Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·hut·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘doen ontstellen’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
  • Afgeleid van het verouderde werkwoord hutsen (schudden) met het voorvoegsel ont-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onthutsen
onthutste
onthutst
zwak -t volledig

Werkwoord

onthutsen

  1. overgankelijk in staat van verbijstering brengen
    • De conclusies van het rapport onthutsen de Kamer. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onthutsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.