ontzet
Nederlands
Woordafbreking
- ontĀ·zet
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van ontzetten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontzet | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
ontzet o
- het doorbreken van een belegering
- We werden gevraagd om het Leids ontzet te vieren.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ontzet | ontzetter | ontzetst |
verbogen | ontzette | ontzettere | ontzetste |
partitief | ontzets | ontzetters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ontzet
- heel erg van streek zijn na te zijn geschrokken
- De ontzette dochter kwam bij haar moeder uithuilen.
- uit het verband gerukt zijn
Synoniemen
- [1] onthutst
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontzetten |
ontzet
- enkelvoud tegenwoordige tijd van ontzetten
- gebiedende wijs van ontzetten
- voltooid deelwoord van ontzetten
Gangbaarheid
- Het woord ontzet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontzet' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.