onstuimig
Nederlands
Woordafbreking
- on·stui·mig
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wild’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- Naamwoord van handeling van stamelen met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onstuimig | onstuimiger | onstuimigst |
verbogen | onstuimige | onstuimigere | onstuimigste |
partitief | onstuimigs | onstuimigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onstuimig
- moeilijk in toom te houden
- Zijn onstuimig gedrag in de klas leidde tot veel nablijven.
Afgeleide begrippen
- onstuimigheid
Vertalingen
1. moeilijk in toom te houden
Gangbaarheid
- Het woord onstuimig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onstuimig' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.