hevig
Nederlands
Woordafbreking
- he·vig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘sterk, erg’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
- Naamwoord van handeling van heffen ?? met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hevig | heviger | hevigst |
verbogen | hevige | hevigere | hevigste |
partitief | hevigs | hevigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hevig
- sterk in mate
- De regen werd gevolgd door een nog hevigere stortbui.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- hevigheid, heviglijk
Verwante begrippen
- fel, geweldig, heftig, intens, intensief, onstuimig, sterk, bovenmatig, buitensporig, gewelddadig, hoogst, innig, levendig, overdreven, uiterst
Bijwoord
hevig
- in sterke mate
- Hij was hevig geschrokken van het ongeluk waar hij maar ternauwernood aan ontkomen was.
Gangbaarheid
- Het woord hevig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hevig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.