omkleden
Nederlands
Woordafbreking
- om·kle·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van om en kleden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omkleden |
kleedde om |
omgekleed |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
ómkleden
- wederkerend zich ~ andere kleren aandoen.
- Hij heeft zich snel moeten omkleden.
Afgeleide begrippen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omkleden |
omkleedde |
omkleed |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
omkléden
- overgankelijk met redenen ~: voorzien van deugdelijke argumentatie.
- Hij omkleedde zijn verzoek met geldige redenen.
- overgankelijk omhullen
Vertalingen
1. andere kleren aandoen
Gangbaarheid
- Het woord omkleden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'omkleden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.