aankleden
Nederlands
Woordafbreking
- aan·kle·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en kleden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aankleden |
kleedde aan |
aangekleed |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aankleden:
- We kunnen de vergelijking aankleden met een voorbeeld uit de praktijk.
- iets of iemand kleren aandoen
- In de Amerikaanse stad New Jersey heeft een familie hun zelfgemaakte naakte sneeuwvrouw moeten aankleden nadat ze klachten hadden gekregen van de buren.
- wederkerend zich ~: zijn kledij aantrekken
- Zij was bezig zich aan te kleden.
Vertalingen
1. meubileren, van toebehoor of uitbreiding voorzien
3. zijn kledij aantrekken
Gangbaarheid
- Het woord aankleden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aankleden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.