change

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  change (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /tʃeɪndʒ/
  • SAMPA: /tSeIndZ/
enkelvoud meervoud
change changes

Zelfstandig naamwoord

change

  1. verandering
  2. wisselgeld
vervoeging
onbepaalde wijs to change
he/she/it changes
verleden tijd changed
voltooid
deelwoord
changed
onvoltooid
deelwoord
changing
gebiedende wijs change

Werkwoord

change

  1. veranderen
  2. wisselen


Frans

Werkwoord

vervoeging van
changer

change

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van changer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van changer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van changer
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.