omhullen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·hul·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omhullen
omhulde
omhuld
zwak -d volledig

Werkwoord

omhullen

  1. overgankelijk rondom met een laag bedekken
    • Hij moest zijn schouders en benen omhullen met een lap stof voordat hij de tempel mocht betreden. 
  1. wederkerend zich ~: zichzelf rondom bedekken
    • De rups omhulde zich met een cocon van gesponnen zijde. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord omhullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.