netto
Nederlands
Woordafbreking
- net·to
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: na aftrek van kosten’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- via het Italiaans: netto
Bijwoord
netto
- (van gewicht) zonder de verpakking
- Na uitpakken bleef er een boekje over dat netto nog geen halve ons woog.
- na aftrek van kosten en belastingen
- Hij verdient netto zo'n vijftigduizend euro per jaar.
Synoniemen
- [2] schoon
Overerving en ontlening
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord netto staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'netto' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Italiaans
Woordherkomst en -opbouw
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.