neerknallen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van neerknallen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | neerknallen | neer te knallen | ||||||||
toekomend | zullen neerknallen neer zullen knallen |
te zullen neerknallen neer te zullen knallen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben neergeknald | te hebben neergeknald | ||||||||
toekomend | neergeknald zullen hebben | neergeknald te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
neerknallend | neergeknald | ev. knal neer | mv. verouderd knalt neer | knalle neer (bijzin) neerknalle | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | knal neer | knalt neer | knalt neer | knalt neer | knalt neer | knallen neer | knallen neer | knallen neer | |||
verleden (o.v.t.) | knalde neer | knalde neer | knalde neer | knalde neer | knalde neer | knalden neer | knalden neer | knalden neer | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal neerknallen | zult/zal neerknallen | zult/zal neerknallen | zult neerknallen | zal neerknallen | zullen neerknallen | zullen neerknallen | zullen neerknallen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou neerknallen | zou neerknallen | zou(dt) neerknallen | zoudt neerknallen | zou neerknallen | zouden neerknallen | zouden neerknallen | zouden neerknallen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | neerknal | neerknalt | neerknalt | neerknalt | neerknalt | neerknallen | neerknallen | neerknallen | |||
verleden (o.v.t.) | neerknalde | neerknalde | neerknalde | neerknalde | neerknalde | neerknalden | neerknalden | neerknalden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal neerknallen neer zal knallen |
zult/zal neerknallen neer zult/zal knallen | zult/zal neerknallen neer zult/zal knallen | zult neerknallen neer zult knallen | zal neerknallen neer zal knallen | zullen neerknallen neer zullen knallen | zullen neerknallen neer zullen knallen | zullen neerknallen neer zullen knallen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou neerknallen neer zou knallen |
zou neerknallen neer zou knallen | zou(dt) neerknallen neer zou(dt) knallen | zoudt neerknallen neer zoudt knallen | zou neerknallen neer zou knallen | zouden neerknallen neer zouden knallen | zouden neerknallen neer zouden knallen | zouden neerknallen neer zouden knallen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb neergeknald | hebt neergeknald | hebt/heeft neergeknald | hebt neergeknald | heeft neergeknald | hebben neergeknald | hebben neergeknald | hebben neergeknald | |||
verleden (v.v.t.) | had neergeknald | had neergeknald | had neergeknald | hadt neergeknald | had neergeknald | hadden neergeknald | hadden neergeknald | hadden neergeknald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal neergeknald hebben | zal/zult neergeknald hebben | zult/zal neergeknald hebben | zult neergeknald hebben | zal neergeknald hebben | zullen neergeknald hebben | zullen neergeknald hebben | zullen neergeknald hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou neergeknald hebben | zou neergeknald hebben | zou/zoudt neergeknald hebben | zoudt neergeknald hebben | zou neergeknald hebben | zouden neergeknald hebben | zouden neergeknald hebben | zouden neergeknald hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm neergeknald worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt neergeknald | er is neergeknald | |||||||||
verleden | er werd neergeknald | er was neergeknald | |||||||||
toekomend | er zal neergeknald worden | er zal neergeknald zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou neergeknald worden | er zou neergeknald zijn | |||||||||
lijdende vorm neergeknald worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | neergeknald worden | neergeknald te worden | ||||||||
toekomend | neergeknald zullen worden | neergeknald te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | neergeknald zijn | neergeknald te zijn | ||||||||
toekomend | neergeknald zullen zijn | neergeknald te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word neergeknald | wordt neergeknald | wordt neergeknald | wordt neergeknald | wordt neergeknald | worden neergeknald | worden neergeknald | worden neergeknald | |||
verleden (o.v.t.) | werd neergeknald | werd neergeknald | werd neergeknald | werdt neergeknald | werd neergeknald | werden neergeknald | werden neergeknald | werden neergeknald | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal neergeknald worden | zult neergeknald worden | zult neergeknald worden | zult neergeknald worden | zal neergeknald worden | zullen neergeknald worden | zullen neergeknald worden | zullen neergeknald worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou neergeknald worden | zou neergeknald worden | zou/zoudt neergeknald worden | zoudt neergeknald worden | zou neergeknald worden | zouden neergeknald worden | zouden neergeknald worden | zouden neergeknald worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ben neergeknald | bent neergeknald | bent/is neergeknald | zijt neergeknald | is neergeknald | zijn neergeknald | zijn neergeknald | zijn neergeknald | |||
verleden (o.v.t.) | was neergeknald | was neergeknald | was neergeknald | waart neergeknald | was neergeknald | waren neergeknald | waren neergeknald | waren neergeknald | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal neergeknald zijn | zult neergeknald zijn | zult neergeknald zijn | zult neergeknald zijn | zal neergeknald zijn | zullen neergeknald zijn | zullen neergeknald zijn | zullen neergeknald zijn | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou neergeknald zijn | zou neergeknald zijn | zou/zoudt neergeknald zijn | zoudt neergeknald zijn | zou neergeknald zijn | zouden neergeknald zijn | zouden neergeknald zijn | zouden neergeknald zijn |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.