naaste
Nederlands
Woordafbreking
- na·ste (bijvoeglijk naamwoord van na)
- naas·te (van naast)
- naas·te (werk- en zelfstand naamwoord)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naaste | naasten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
naaste v/m
- medemens
- ”Heb uw naaste lief als uzelf.”
Synoniemen
- evenmens, medemens
Hyponiemen
- evennaaste
Vertalingen
Bijvoeglijk naamwoord
naaste
- verbogen vorm van de overtreffende trap van na
naaste
- verbogen vorm van de stellende trap van naast
Vertalingen
1. medemens
Gangbaarheid
- Het woord naaste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'naaste' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.