maanzaad
Nederlands
Woordafbreking
- maan·zaad
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zaad van de maankop’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- van Duits Mohnsaat, waarin Mohn klaproos of meer algemeen papaver betekent; hetzelfde 'maan-' is terug te vinden in maankop en maanbol[2], het gaat dus niet om een samenstelling met 'maan (hemellichaam)'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maanzaad | maanzaden |
verkleinwoord | maanzaadje | maanzaadjes |
Zelfstandig naamwoord
maanzaad o
- (plantkunde) (voeding) (specerij) de populaire naam van het zaad uit de maanbol van de klaproos (Papaver somniferum
)
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord maanzaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'maanzaad' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.