loffelijk
Nederlands
Woordafbreking
- lof·fe·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | loffelijk | loffelijker | loffelijkst |
verbogen | loffelijke | loffelijkere | loffelijkste |
partitief | loffelijks | loffelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
loffelijk [2]
- van iets dat het zo goed is dat het applaus verdient
- De prijzen worden dit jaar voor de 66ste keer toegekend. Dat gebeurt naar loffelijke traditie op een gala in LA, op 25 augustus. Vorig jaar was ‘The Newsroom’ de grote Emmy-winnaar.[3]
- De jeugdige held Lars Karelse uit Nieuw-Beijerland kan het felbegeerde nieuwe (uit)tenue van Feyenoord aanschaffen. De 9-jarige jongen redde in februari het leven van zijn vader Joost en kreeg daarvoor woensdag een 'loffelijk getuigschrift'.[4]
Synoniemen
- prijzenswaardig, navolgenswaardig, lofwaardig,, eervol, lovenswaardig, onvolprezen, respectabel, verdienstelijk, bewonderenswaardig, nobel, prijselijk, schoon
Gangbaarheid
- Het woord loffelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'loffelijk' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- loffelijk op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 10/07/2014 door kidr
- Tubantia Folkert van der Krol 10-01-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.